Dylan vinden waar hij niet of nauwelijks is #223

Als puber had ik niet veel geld, het geld wat ik had gebruikte ik voornamelijk om platen te kopen. Mijn collectie was beperkt. Het voordeel van een beperkte keuzemogelijkheid is dat je albums zo vaak draait dat je ze van haver tot gort leert kennen. In 1989 leerde ik de muziek van Lou Reed kennen door zijn album New York en de bijbehorende hitsingle. New York maakte diepe indruk. Dat zorgde er voor dat ik een oogje openhield voor meer van Lou Reed. Al snel kwam - met dank aan een rommelmarkt - Reeds album Coney Island Baby op mijn pad. Ik heb die plaat, en vooral het titelnummer, zo veelvuldig gedraaid dat het ding doorzichtig werd. Met het ondraaibaar worden van de plaat verdween Coney Island Baby uit mijn leven, maar met het ouder worden begint het dan toch weer te knagen. Coney Island Baby moest opnieuw in huize Willems komen. Vandaag kocht ik het album, niet op elpee, maar op cd dit keer, een heruitgave uit 2006 met een handvol bonustracks. De linernotes in het cd-boekje zijn de reden voor deze aflevering van 'Dylan vinden waar hij niet of nauwelijks is'. Ik ben nu mijn hersens aan het pijnigen om mij te herinneren of deze liner-notes ook op de hoes van het oorspronkelijke album stonden. Ik denk het niet, maar zeker weten doe ik dat niet.

De liner-notes:

I was born in Brooklyn and I am a Coney Island Baby.

It was 1975 and I was being sued by a manager and his producer brother. I had released an album called Metal Machine Music which had had an unusually high number of returns and was taken off the market in 3 weeks. I had no money and no guitars. The roadies had taken them when they hadn't been paid. I was in debt to everyone, including the musicians union. RCA put me up in a hotel while the future fell, to be decided.

My friend Ken Glancy was the President of the company and he was a straight shooter and a noble man of honor. He asked me if I would promise not to do Son of Metal Machine Music. I said for sure. I was in nothing but trouble. The nightmare of betrayal haunted me.

Ken put me up in the Gramercy Park Hotel. The Rolling Thunder Revue was staying there ready to hit the road. But my Thunder had been muted. I wasn't going anywhere but to the union, the lawyers and accountants to try to get me out of the classic mess I had let happen to me. I was amongst other things in contempt of court and had not had my taxes paid for the last 5 years. 

Then Ken Glancy called and told me ok, pick a studio and go in and make a rock record. 

And so I did.

Zouden Bob Dylan en Lou Reed elkaar tegen het lijf gelopen zijn, in de herfst van 1975 op de gang van het Gramercy Park Hotel? Je vraagt het je toch af.

Om het af te maken: in het cd-boekje van Coney Island Baby staat verder nog de Rolling Stone-recensie van de hand van Paul Nelson afgedrukt en ook in deze recensie is Bob Dylan te vinden:

[...] First Bob Dylan and then Neil Young bounce from the Big Sleep of years of self-imposed benchwarming to launch the Big Comback [...]

En iets verder:

[...] the Los Angeles Eagles or Britain's bland Elton Long Johns every week - can only watch openmouthed as point (Blood on the Tracks, Desire) after personalized point (Tonight's the Night, Zuma) goes up on the socreboard [...]

Ik meen mij te herinneren dat het Bert van de Kamp was die in OOR schreef dat1989 het jaar was van de wederopstanding van de rock-dinosaurussen. Zijn bewijs: dat jaar verschenen Neil Youngs Freedom, Lou Reeds New York en Bob Dylans Oh Mercy uit. Terwijl ik citeerde uit de Rolling Stone-recensie van Coney Island Baby moest ik hier aan denken. Net als Paul Nelson in 1976 in Rolling Stone deed, legt Bert van de Kamp in 1989 een connectie tussen Bob Dylan, Neil Young en Lou Reed en die connectie is een bijna in tijd samenvallende wederopstanding van deze drie heren. Iets in mij zegt dat dat geen toeval is. Daarmee bedoel ik niet dat Van de Kamp Paul Nelson napraat, maar dat Nelson en Van de Kamp respectievelijk in 1976 en 1989 een verband zagen tussen (de wederopstanding van) Dylan, Young en Reed die voor het oog van ons gewone stervelingen nog verborgen bleef. 

Geen opmerkingen: