Op 1 januari draai ik voor ik wat ook doe
Shot Of Love. Daar ben ik een paar jaar geleden mee begonnen en omdat 't beviel, is het een gewoonte geworden. Terwijl de titelsong door de kamer fluistert - het is vroeg, huisgenoten slapen nog - zet ik thee en mijmer wat voor me uit.
Ik denk aan
Alja Spaan die gisteravond op de tv een opkontje kreeg toen Joost Prinsen een van haar gedichten declameerde. Alja Spaan die eind 2010 liet weten
een boekje van mij te willen uitgeven en dat enkele maanden later ook deed.
Ik denk aan de druk die op de datum ligt. 1 januari, een nieuw begin. Aan de breed gevoelde behoefte om terug te keren naar normaal. Ik denk aan het virus dat niet in staat is om op een kalender te kijken, de knop om te zetten omdat het nieuwe jaar begint.
Ik denk aan Lenny Bruce, niet alleen de song, ook de man.
Ik denk aan John Lennon, aan het verschijnen van Shot Of Love niet lang na de moord op de muzikant. Aan de link die een schrijver ooit legde tussen de plaat en de moord. Aan de behoefte die link niet meer te willen zien, aan het niet los kunnen laten wat gezien is.
Ik denk aan het voorjaar dat ik al haast kan ruiken, aanraken. Aan concerten, markten, families, niet noodzakelijk in die volgorde.
Ik denk aan Karl Erik Andersen, de man die iedere dag vroeg naast zijn bed staat om al
het Dylan-nieuws de wereld in te slingeren.
Ik denk aan
John Bauldie die niet meer heeft kunnen genieten van
Rough And Rowdy Ways, van
Together Through Life, van
"Love And Theft", van
Time Out Of Mind.
Ik denk aan "The Groom's Still Waiting At The Altar" en de keuze die iedere eerste dag van het jaar gemaakt moet worden: Shot met of zonder "Groom".
Ik denk aan Jochen en
het podium dat ik hem ontnomen heb, aan de pijn die me dat doet, aan de noodzaak van die beslissing.
Ik denk aan "a bird’s nest in your hair".
Ik denk aan rijden naar een concert, het concert, 'mevrouw Tom' op de stoel naast mij. De spanning, de verwachtingen, de lol vooraf.
Ik denk aan mijn twee kinderen die ik nog nooit heb meegenomen naar een Dylan-concert en hoe nu ze oud genoeg zijn om mee te gaan alles stilvalt.
Ik denk aan "In The Summertime" en hoe ik dat tot mijn spijt nog nooit tijdens een concert hoorde.
Ik denk aan "Mississippi", aan Bob Dylan die het speelde speciaal voor mij, Ahoy, Rotterdam, 25 oktober 2011.
Ik denk aan de klootzak die ik ben. De sentimentele ouwe zak. De egoïst.
Ik denk aan "Every Grain Of Sand", ik denk aan de hond op die ene opname. Ik denk iedere dag aan die hond.
Ik denk aan Cisco an’ Sonny an’ Leadbelly too. Ik denk aan mijn ouders, oud en opgesloten.
Ik denk aan najaar 1995 en het door een lege kathedraal schallen van "Like A Rolling Stone", dansen in het gangpad voor de mensen binnenkomen.
Ik denk aan het IJsselmeer, bankje op de oever, "Marchin' To The City" op de koptelefoon.
Ik denk aan Ko Lankester, aan Bert van de Kamp, aan Beethoven en Jelly Roll Morton.
Ik denk aan Ginsbergs "Howl", aan Ginsbergs "America", aan Ginsbergs "Sunflower Sutra".
Ik denk aan de flesh-colored Christs that glow in the dark, aan de kippen in de achtertuin, aan Batman en de man die iedere dag Blonde On Blonde draait.
Ik denk aan Leo Blokhuis en
Brecht On Brecht, aan het gedicht waar
Victor Schiferli "Visions Of Johanna" in verstopte.
Ik denk aan
Maarten Giltay Veth en de belofte die ik heb gedaan, maar waar ik de tijd niet voor vind.
Ik denk aan de kinderen van Bob Dylan die er nooit om hebben gevraagd om herkend te worden op straat.
Ik denk aan "Murder Most Foul" en hoe dat smaakt naar meer.
Ik denk aan hoe ik me schaam omdat ik nooit genoegen neem met wat er al is.
Ik denk aan Matin Scorsese en Stefan van Dorf, aan het vermengen van feit en fictie tot Renaldo and Clara eruit komt.
Ik denk aan de accordeon tijdens de sessies voor Under The Red Sky.
Ik denk aan "Dirge", "Duquense Whistle" en "Dreamin' Of You" en dat is nog maar een fractie van de letter D. Ik denk aan wat ik vergeet.
Ik denk aan de fouten in de Top 2000, niets is goed aan die lijst en hoe belachelijk dat klinkt.
Ik denk aan de mannen en vrouwen die ik al maanden niet heb gezien, gesproken.
Ik denk aan koffie, oliebollen en een boterham kaas. De simpele dingen.
Ik denk aan het boekwerk behorende bij Biograph dat iemand hier heeft laten liggen en hoe ik niet kan bedenken wie dat geweest is, hoe vaak ik dat boek ook oppak.
Ik denk aan Desire met twee tekstvellen, aan "Knockin' On Heaven's Door" met het verkeerde label.
Ik denk aan de straatmuzikant die er op stond met mij Dylan te zingen om geld op te halen, ik denk aan de hoed die leeg bleef, simpelweg omdat ik niet kan zingen.
Ik denk aan Alice In Wonderland, aan Edgar Alan Poe en het belang van de stilte tussen twee songs.
Ik denk aan het verdienmodel, aan 300 miljoen redenen om songschrijver te worden.
Ik denk aan "Mr. Tambourine Man", aan hoe ik Let me forget about today until tomorrow wel op 31 december, maar nooit op 1 januari wil horen.
Ik denk aan Nashville Skyline, aan de foto op de hoes, aan het tikken tegen, het optillen van de hoed bij wijze van groet.
Ik denk aan morgen, aan laat morgen weer normaal zijn. Ik denk aan nog een keer "Every Grain Of Sand", aan het optillen van de naald om opnieuw te beginnen. Ik denk aan de mogelijkheid om altijd weer opnieuw te beginnen. Ik denk aan a dyin’ voice within me reaching out somewhere.
Ik denk aan de mogelijkheid.