twintigste open brief

Mister D,

Ik hoorde vanavond Lightnin' Hopkins in "Let Me Play With Your Poodle" zingen:

Yeah, two old maids they was layin' in bed,
Well, one turned over this is what she said,
Can I play with your poodle

en ik denk gelijk aan die Basement-oorwurm van jouw hand:

You know, there’s two ol’ maids layin’ in the bed
One picked herself up an’ the other one, she said:
“Get your rocks off!"


Ik houd wel van die traditie zoals die veelvuldig voor komt in folk en blues: elementen uit bestaande songs gebruiken voor het creëren van een eigen, nieuwe song. Maar het is oppassen geblazen, het woord "plagiaat" is tegenwoordig snel geroepen, waarbij gemakshalve volledig voorbij wordt gegaan aan oude gewoontes die al decennia van kracht zijn in blues en folk. Songs met de poten in de klei van die traditie staan stevig.
Het eerste gedicht in Ik noem dit poëzie; verzamelde gedichten van Erik Jan Harmens begint zo:

ik zag de meest talentloze klootzakken van mijn generatie
opgehemeld worden tot belofte 

Een briljante zin die, zoals wij beiden weten, Harmens alleen kon schrijven omdat hij bekend is met "Howl" van Allen Ginsberg, dat gedicht begint zo:

I saw the best minds of my generation destroyed by madness, starving hysterical naked

Moet Harmens voor dit vergrijp aan de schandpaal genageld worden of geprezen worden voor het schrijven van een uitstekend gedicht, staand op de schouders van de grote Allen Ginsberg? Ik ben voorstander van de laatste optie. Het muggenziften moet maar eens afgelopen zijn. Laat de zeikerds, de dragers van de opgeheven vingertjes eerst zelf maar eens wat presteren voor ze schoppen tegen het werk van een ander. Wanneer een geleende zin (of melodie) leidt tot een nieuwe song of een nieuw gedicht die niet alleen kan wedijveren met het origineel, maar ook op eigen poten kan staan, kan ik er mee leven. Voorwaarde voor mij is wel dat wie leent ook accepteert dat zijn werk ook geleend wordt.

groet,
T.

2 opmerkingen:

John Spoor zei

Dag Tom,

Ik las in The Chameleon Poet van John Bauldie het volgende nav een zin uit Tarantula (blz 98):

'a lifetime of goons & holes, company pigs & beggars & cancer critics...all being tossed in the river & combined in a stolen mirror.'

...the destructive critics and finally the image of the 'stolen mirror' of Dylan's art; 'stolen' because Dylan own symbol for himself as poet is 'thief'.
Prometheus stole fire from heaven, the embodiment of aspiration towards the realms beyond the reach of mortals. Arthur Rimbaud and the symbolists were self-proclaimed Prometheans: 'Le poète est vraiment voleur de feu'('The poet is truly the thief of fire') wrote Rimbaud.
'Yes I am a thief of thoughts not, I pray, a stealer of souls' wrote Dylan in his poetic manifesto, the eighth Outlined Epitaph.

Tja...daar heb ik weinig aan toe te voegen.

Hartelijke groet,
John

tom w zei

Dat is een goed boek van Bauldie.